Veenkoloniaaldorp

Voorgeschiedenis

Veenkoloniale dorpen zijn ontstaan in het kielzog van de commerciële turfwinning. Op de Friese zandgronden waren na de middeleeuwse veenontginningen op bepaalde locaties nog dikke pakketten met natuurlijk hoogveen te vinden. Vanaf het einde van de 16e eeuw brachten veencompagnieën dit hoogveen aan snee. Met de turfwinning viel namelijk veel geld te verdienen.

Voor de winning van het hoogveen moest een infrastructuur worden aangelegd. De veencompagnieën lieten vaarten in het veen uitgraven. Haaks op die vaarten werd een stelsel van smallere waterwegen aangelegd. Dit zijn de zogeheten wijken. Door de aanleg van dit stelsel werd het hoogveen ontwaterd en kon het veen na verloop van tijd worden gewonnen. Via de wijken en vaarten werden de turfblokken vervolgens vervoerd richting afzetmarkten. In de vaarten werden vaak schutsluizen aangelegd om hoogteverschillen te overbruggen.

Ontstaan dorpen

De ontwikkeling van veenkoloniale dorpen vond plaats langs de infrastructuur die was aangelegd voor de turfwinning. De aanwezigheid van een schutsluis heeft vaak de ontstaanslocatie bepaald. De behuizing breidde zich met name langs de rechte turfvaarten uit. Het bewoningslint van veenkoloniale dorpen kon in sommige gevallen erg lang uitvallen.

De van veen ontdane zandgronden werden bewerkt en in bouw- of weiland omgezet. Deze landbouwgronden werden in kleine blokken verkaveld. Vaak bleven her en der ook nog venige heidepercelen liggen.

De veenkoloniale dorpen in Fryslân verschillen nogal in ouderdom. De commerciële turfwinning ging namelijk door tot in de 20e eeuw. De oudste dorpen zijn ontstaan op het beginpunt van de compagnonsvaarten. Zo lag Heerenveen aan het begin van de Skoatterlânske Kompanjonsfeart en Gorredijk aan de het begin van de Opsterlânske Kompanjonsfeart. Deze vaarten werden steeds verder naar het oosten of zuidoosten verlegd. De turfwinning en bijbehorende dorpsvorming in Nieuw-Appelscha en Ravenswoud vond pas in de 19e en vroege 20e eeuw plaats.

Hedendaags beeld

In sommige Friese dorpen is de veenkoloniale structuur nog goed te herkennen. De bebouwing concentreert zich hier nog grotendeels nabij de vaart. In het omringende landschap zijn ook nog wijken aanwezig. De Knipe is een voorbeeld van een veenkoloniaal dorp dat nog redelijk in dit beeld past. De meeste veenkoloniale dorpen hebben echter een duidelijke dorpskern gekregen. Nabij kruispunten van vaarten en wegen heeft hier een verdichting van de bebouwing plaatsgevonden. De dorpen Waskemeer en Haulerwijk hebben bijvoorbeeld allebei enige kernvorming ondergaan. Tussen deze dorpen in ligt de bebouwing overigens nog wel in een lint nabij de vaart.

Huidige kenmerken:

• De voormalige turfvaart vormt vaak nog een belangrijk deel van de dorpskern.
• Aan weerszijden van de vaart zijn wegen aanwezig, waarbij één zijde vaak min of meer autoluw is.
• Sommige historische bouwwerken herinneren nog aan het veenkoloniale verleden (bijvoorbeeld oude sluiswachterswoningen).

Gerelateerde dorpen en steden:

Bakkeveen

Bontebok

De Falom

De Knipe

Drachten

Drachtstercompagnie

Feanwâldsterwâl

Frieschepalen

Gorredijk

Haulerwijk