Inleiding
Veenontginningsdorpen zijn in de middeleeuwen ontstaan. Ze kwamen tot ontwikkeling in het kielzog van de grootschalige ontginningen van het natuurlijke hoogveen. Grote delen van Fryslân waren lange tijd bedekt met een dikke laag veen. In het Lege Midden en Zuidoost-Friesland kwamen veenpakketten voor met een dikte van méér dan 6 meter.
De randen van deze immense venen werden in de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen al tijdelijk bewoond. Deze bewoning was echter kleinschalig van omvang en had uiteindelijk geen blijvend karakter. Zo ergens rond het jaar 1000 veranderde dit. Door een mengeling van factoren begon men toen met het ontginnen van grote delen van het natuurlijke veen. Vele Friese dorpen hebben hun ontstaan te danken aan deze ontginningen.